Menu
© Formula1.com
Nieuws

De Succesvolste Formule 1 Coureur allertijde: Deel 3

9 reacties | 2611x gelezen
31-03-2018 00:01

Addy B | Deel 1. Deel 2.

Bron: Formule1Nieuws.nl

Even een korte herinnering over hoe de top 5 er op dit moment uitziet.

1 Juan Manuel Fangio > 15.804 PPR
2 Lewis Hamilton > 14.231 PPR
3 Sebastian Vettel > 13.202 PPR
4 Alberto Ascari > 13.156 PPR
5 Michael Schumacher > 12.630 PPR

Dit lijstje is op zich al interessant.
Fangio heeft dus tijdens zijn carrière een gemiddelde gereden van bijna 16 punten per race,
oftewel: hij reed dus, gemiddeld, constant tussen de tweede en derde plaats.

Hamilton reed, tot nu toe, gemiddeld tussen de derde en vierde plaats.
Maar om een echt “oordeel” te kunnen vellen over wie de meest succesvolle coureur is,
zullen we meer criteria moeten toevoegen.

Sport heeft ook alles te maken met het verleggen van grenzen.
Een coureur die nog nooit een punt gescoord heeft,
zal daarom meer druk voelen als hij op P10 rijdt,
dan een coureur voor wie dit dagelijkse kost is.

Dit geld ook voor het “rijden” van podiums.
Een coureur die nog nooit op het podium gestaan heeft,
zal meer druk voelen als hij strijdt om de derde plaats,
dan om de vierde plaats.

Ben je eenmaal door die “barrière” heen,
dan zal het, als je het juiste talent hebt, een stuk makkelijker zijn.

Podiums zijn in de sport ook belangrijk, omdat hier vaak een prijs aanhangt.
Een derde plaats tijdens de Olympische Spelen geeft je een bronzen medaille.
Met een vierde plaats krijg je niks.

Podiums zijn een visualisatie van succes.
Win je, dan mag je op de hoogste trede staan.
Word je nummer drie dan sta je op de laagste trede,
en de nummer vier mag al helemaal niet in de buurt van dat podium komen.

Hoe zit het met de podiums in de F1?

1. Michael Schumacher > 155 podiums
2. Lewis Hamilton > 118
3. Alain Prost > 106
4. Sebastian Vettel > 100
5. Fernando Alonso > 97

Ook hier geld weer de vraag: Subjectief of Objectief?

Ayrton Senna heeft “maar” 80 podiums gereden, en zou daarmee op plaats 7 staan.
Hij had hiervoor echter maar 162 races nodig, terwijl Alonso zijn 97 podiums reed in 293 races.

Wie van de twee is het meest succesvol in deze categorie?

Ook hiervan kunnen we een objectiever cijfer maken: het “podium percentage”.

We komen dan uit bij de volgende top 5:

1. Juan Manuel Fangio > 68.627% van zijn races eindigde hij op het podium.
2. José Froilan González > 57.692%
3. Giuseppe Farina > 57.143%
4. Lewis Hamilton > 56.250%
5. Alberto Ascari > 53.125%

Dit is verrassend.
Ik had verwacht dat Schumacher wel in de top 5 had gestaan.
Hij eindigt in deze statistiek op plaats 7 met 50.325%, net achter Prost die 52.475% haalt.

Hoe komt dit?

Schumacher had voor zijn 155 podiums 308 GP’s nodig.
Het percentage klopt dus.

Moeten we misschien rekening houden met het feit dat in Schumi’s tijd er nu eenmaal meer races waren?
Of moeten we zeggen dat de concurrentie misschien hoger was?

Ik vind van niet.

Als we naar de top 5 van podium gemiddeldes kijken,
dan zien we dat de nummers 1-2-3 en 5
allemaal uit dezelfde periode komen.

Fangio reed vanaf 1950 tot 1958
González van 1950 tot 1960
Farina van 1950 tot 1956
Ascari van 1950 tot 1955

Deze vijf coureurs zijn goed voor 8 wereld titels,
dus we kunnen moeilijk zeggen dat de concurrentie in die tijd minder was.

Hoe zit het dan met het aantal wedstrijden per seizoen?

In 1950 waren er 7 wedstrijden die meetelde voor het WK.
In 1960 waren dit er 10,
In 1970 zaten we al op 13 races per seizoen,
In 1980 hadden we 14 races,
In 1990 reden we er 16,
In 2000 telde er 17 races mee,
In 2010 moesten de coureurs in 19 GP’s aan de bak,
en nu zitten we op 21.

Moeten we hier echt rekening mee houden?

Meer races betekent namelijk dat er meer podiums te verdelen zijn.
Coureurs, die in 1990 reden, hadden per seizoen 16x3=48 podium plaatsen.
Coureurs uit 1950 hadden er maar 7x3=21.

Dit seizoen zijn er 21x3=63 podium plaatsen.
Het is dus, cijfermatig gezien, een nadeel voor de coureurs uit de begin periode.

“Ja....
ho....
wacht eens even...
is het niet zo dat er toen veel minder coureurs waren?

Minder coureurs betekent dat het makkelijker is om een podium te behalen,
dus jou verhaal klopt voor geen meter.”

Laten we daar dan eens naar gaan kijken, zodat we alle twijfel kunnen wegnemen.
Maar hoe gaan we dit doen?

In 1950 hebben er zo’n 80 coureurs meegedaan aan het WK.
Jawel.... 80!

Probleem is echter dat de meeste maar aan 1 race meededen.
Geen enkele coureur heeft aan alle races meegedaan.

Dit komt door de INDY 500, een race die alleen voor de Amerikanen interessant was.
Voor de “Europese” teams was het simpelweg te duur,
en te veel werk om alles te verschepen voor een enkele race.
De overige 6 races waren namelijk allemaal in Europa.

Door de geschiedenis heen ( om precies te zijn tot eind jaren '80 / begin jaren '90 ) zijn er vele coureurs geweest, en zelfs complete teams, die niet een compleet seizoen draaiden.

In 1998 zagen we eigenlijk pas voor het eerst dat het zo’n beetje over was met het sporadisch meedoen van coureurs en teams, je zou kunnen zeggen dat het kaf van de koren was gescheiden.

Tot de jaren ’80 moesten teams zich PER RACE inschrijven,
alhoewel dit wel vaak gezamenlijk gebeurde.

Gedurende de jaren ’80 (Concorde agreement)
werd het verplicht voor een team om zich voor ALLE races in te schrijven.

Dit was allemaal om de tv-rechten te waarborgen,
en het had als bijkomend voordeel dat dit gunstig was voor de grote teams.

Eindelijk waren ze af van de kleine, onbelangrijke teams,
die af en toe meedoen, maar wel belangrijke punten konden wegsnoepen.

Tot 1998 zien we nog steeds teams die komen en gaan,
en we kunnen dit dan ook als overgangs-proces beschouwen.

Teams schreven zich in voor een compleet seizoen,
maar naar een paar races waren de centjes op.

Larrousse had zich in 1995 ingeschreven met Christophe Bouchut en Éric Comas,
en zij verschenen helemaal niet aan de start,
1995 was ook het jaar waarin SIMTEK zich na Monaco terugtrok,
en niet meer terugkeerde.

Terug naar de lijst.

Laten we zeggen dat we kunnen spreken over “serieuze” coureurs,
als ze minimaal 90% van de races meedoen.

Dat geeft de coureurs wat “adem ruimte” in geval van ongevallen en andere verplichtingen.

1950 > 6 coureurs die minimaal 90% van de GP’s reden.
1960 > 2
1970 > 10
1980 > 18
1990 > 15
2000 > 22
2010 > 22
2018 > 20

We zien dus dat het aantal “serieuze” deelnemers een golf beweging toont.

Van 1950 tot 1970 is het zo’n beetje gelijk,
daarna springt het omhoog en en blijft nagenoeg hetzelfde tot 2000,
en daarna zien we dat dit zich stabiliseert.

Hoe kunnen we dit interpreteren?

In 1950 : 21 podiums voor 6 coureurs = 3.5 podium per 90% coureur ( 21/6)
In 1960 : 30 podiums voor 2 coureurs = 15
In 1970 : 39 podiums voor 10 coureurs = 3.9
In 1980 : 42 podiums voor 18 coureurs = 2.3
In 1990 : 48 podiums voor 15 coureurs = 3.2
In 2000 : 51 podiums voor 22 coureurs = 2.3
In 2010 : 57 podiums voor 22 coureurs = 2.6
In 2018 : 63 podiums voor 20 coureurs = 3,1

Ik besef dat dit behoorlijk subjectief is.
In 1960 waren er veel meer dan 2 coureurs, alleen reden zij niet alle wedstrijden.
Dit jaartal wil ik dan ook graag negeren.

Dit lijstje is dan ook alleen maar om te laten zien,
dat de theoretische kans om op het podium te komen,
gedurende de geschiedenis van F1 nagenoeg hetzelfde is.

Door de jaren heen zijn er EN meer races gekomen, EN meer coureurs.

We kunnen namelijk geen rekening houden,
met “bijzaken” zoals de dominantie van teams en dergelijke,
maar daarover later meer in het “Team hoofdstuk”.

We hebben nu een PPR en een podium percentage.
Maar hoe moeten we die samenvoegen?

Ik heb gekozen voor een simpele optel som.

PPR+PP

Mijn lijst van “Succesvolste F1 coureur” is een soort “all-round” lijst.
Wil je hoog eindigen dan zul je op vele fronten goed moeten scoren,
zonder dat er echt een categorie uitspringt.

(voor de goed orde: mijn lijst bestaat uit 6 categorieën)

De lijst PPR+Podium percentage is:

1. Juan Manuel Fangio > 84.431
2. Lewis Hamilton > 70.708
3. Giuseppe Farina > 68.900
4. José Froilan González > 66.885
5. Alberto Ascari > 66.281

Volgende keer: Overwinningen.

P.S.

Ik wil van deze gelegenheid graag gebruik maken om een hekelpunt aan te snijden:
MICHAEL SCHUMACHER.

Vele van ons, waaronder ik, hebben hem altijd als meest succesvolle/ de allerbeste coureur gezien.
En nu, na 2 categorieën, staat hij niet eens in de top 5?

Hoe kan dit in vredesnaam!!!

Cijfers zijn cijfers, dat is niet het probleem.
De interpretatie van de cijfers leg ik uit, dus dat kan het ook niet zijn.

Het probleem zit hem namelijk in Michael zelf.
Na zijn eerste periode besloot hij om een rentree te maken.

Het is maar weinig coureurs gelukt om daar een super succesvolle periode van te maken.
Voor zover ik het me kan herinneren is dat alleen Alain Prost gelukt.

Een ander bekend voorbeeld van een coureur die niet zo heel erg succesvol was is Niki Lauda.
Hij keerde terug in 1982 en reed nog 4 seizoenen waarbij hij 1 titel won.
De overige drie jaar, waarin hij in totaal maar 3 overwinningen scoorde, waren niet zo best,
en halen zijn gemiddeldes behoorlijk naar beneden.

Dit gold ook voor Michael, en hoe moeten we nu hier naar kijken?

Voor mij is het eigenlijk vrij simpel:
Michael heeft die drie jaar gereden,
en in die drie jaar bepaalde resultaten geboekt,
het is niet zo dat hij voor “spek en bonen” mee reed.

Dat hij een rentree maakte is zijn eigen keus geweest.
Niemand die hem daar toe gedwongen heeft.

Ik zou het nogal vreemd vinden om hier rekening mee te houden.
Zouden we dit dan alleen met Michael moeten doen?

Of moeten we ook die drie jaar van Niki schrappen?
Heeft hij eigenlijk wel 3 wk’s gehaald?
Of moeten we er eigenlijk eentje aan Prost geven?

Prost werd tweede in 1984, omdat Jacky Ickx besloot de GP van Monaco af te vlaggen.
Daardoor kregen de coureurs maar halve punten,
oftwel Prost kreeg 4.5 punt voor de overwinning,
en kwam aan het eind van het seizoen 0.5 punt te kort.

Had Ickx door laten rijden,
en Prost had inderdaad de wedstrijd verloren aan Senna,
dan nog had Prost 6 punten behaald en het kampioenschap gewonnen.

En hoe zit het dan met Lewis?
Wat doen we met zijn “mindere” periode tussen 2009 en 2013?
Schrappen of toch maar laten staan?

En Fangio in 1958, zijn laatste seizoen toen hij 14e werd in het eind klassement?
Moeten we die dan ook maar weghalen?

Ascari misschien?
Die in zijn laatste 2 seizoenen niet een keer aan de finish kwam?

Kortom, iedere coureur heeft wel een “mindere” periode.
En het zou, in mijn ogen, oneerlijk zijn om statistieken aan te passen.


❮ Vorig bericht | Volgend bericht ❯

Reacties

;