Menu
©
Achtergrond

De toekomst van de Formule 1: Regelgeving (deel 1)

11 reacties | 7832x gelezen
07-02-2018 18:00

Addy B | In deze serie artikelen wil ik het graag hebben over de toekomst van de Formule 1. Waar staan we nu, waar gaan we naar toe en hoe ontwikkelt de sport zich.

Bron: Formule1Nieuws.nl

De toekomst staat of valt met de regelgeving in deze sport. Maar hoe gaat die regelgeving eigenlijk? Wie bepaalt nu wat er gebeurt?

Vorig jaar hoorde we dat Liberty Media de nieuwe eigenaar is van F1. De meeste van ons zullen dit gehoord hebben, en hun schouders hebben opgehaald; Whatevvah...

Betekent dit echter dat zij de regels maken? Of toch de FIA?

Deze materie is behoorlijk pittig, en om het echt te begrijpen moeten we terug in de tijd, terug naar 20 juni 1902.

Op deze dag werd de The Association Internationale des Automobile Clubs Reconnus (AIACR) in Parijs opgericht, wat jaren later zou uitgroeien tot de FIA. In het begin was het een internationale belangen vereniging, een soort ANWB, die ook de alsmaar groeiende autosport overzag. In 1922 was de sportieve kant behoorlijk gegroeid, en werd de Commission Sportive Internationale (CSI) opgericht.

Deze commissie, onderdeel van de AIACR, bepaalde de regels voor het Grand Prix racen en organiseerde in 1931 zelfs een Europees Kampioenschap. Na de tweede wereld oorlog kreeg de AIACR een nieuwe naam;
Fédération Internationale de l'Automobile (FIA) en werden er samen met de CSI nieuwe categorieën geïntroduceerd (F1-F2-F3-F4-F5) en kampioenschappen georganiseerd. De technische regels werden bepaald door de CSI, maar zij bemoeide zich niet met het organiseren van de races. De “circuits” moesten dit maar zelf uitzoeken en waren verantwoordelijk voor de inschrijvingen, het prijzengeld en hoe een race weekend georganiseerd werd.

Dit zorgde natuurlijk voor problemen en de constructeurs besloten dan ook om in 1964 hun eigen belangenvereniging op te richten; de Formula 1 Constructors Association (F1CA). Deze F1CA had als taak om de financiële belangen van de constructeurs te behartigen. Het ging hier dus over het startgeld, prijzengeld, en de kosten voor transport. De naam werd echter in 1978 veranderd in FOCA.

F1CA leek namelijk wel heel erg veel op het Italiaanse woord fica, wat zo’n beetje staat voor een seksueel aantrekkelijke dame, en soms zelfs vertaald kan worden als “pussy”. Maar om de duidelijkheid te vergroten zal ik de naam FOCA blijven gebruiken.

Ondertussen (1967) was er in Frankrijk een conflict gegroeid tussen de organisatie van de Franse GP en de Franse Autosport Bond. Dit conflict ging natuurlijk over geld en macht en zelfs de Franse overheid moest er aan te pas komen om dit conflict op te lossen.

De CSI kreeg echter een hoop kritiek van zowel de constructeurs als de coureurs: zij bleken namelijk machteloos te zijn in dit “Franse conflict” en er werd dan ook geëist dat de CSI onafhankelijk van de FIA zou opereren, wat dan ook gebeurde.

Oh ja... de winnaar van dit Franse conflict? Jean-Marie Balestre, de secretaris van de Franse Autosport Bond.

In 1970 verscheen er een nieuw team in de F1; MARCH. De M in deze naam (Max Mosley) nam voor het team plaats in de FOCA, en zou samen met zijn toekomstige “partner in crime” - Bernie Ecclestone - uitgroeien tot een grote speler binnen de F1.

In 1970 was er ook het drama van de Spaanse GP. De Spanjaarden maakte een zooitje van hun eigen regels,
door deze door het hele weekend heen te veranderen. Er zouden maar 16 wagens, van de 21 die waren ingeschreven, mogen starten, waarvan er 10 zeker waren van een startplaats. Daarna verboden ze de kwalificatie tijden die op Vrijdag gereden waren en op zondag werden, na aandringen van de FOCA, alle wagens toegelaten. De CSI stak hier echter een stokje voor en dwong de organisatoren om zich aan hun eigen eerste regels te houden. De 5 wagens die niet mochten starten werden dan ook weer van de baan afgeduwd. Dit tot grote woede van de FOCA.

Eind 1971 besloot Ron Tauranac om het Brabham team te verkopen. Samen met Jack Brabham had hij dit team in 1961 opgericht. Jack was echter in 1970 met pensioen gegaan en had zijn aandeel in het team al aan Ron verkocht. Het financieel risico om een team alleen te dragen vond Ron te groot en ging op zoek naar een zakenpartner. Hij vond deze in Bernie Ecclestone.

Bernie, ex-coureur en manager van o.a. Jochen Rindt die in 1968 voor Brabham reed, kocht het team voor £100,000, en kreeg daardoor een plaats in de FOCA. In maart 1972 zien we het begin van Bernie’s bemoeienissen in de FOCA. Hij is niet tevreden over de afspraken over de “overzeese reizen” en is zelfs in staat om een betere deal te regelen. Ook belooft hij een hardere aanpak als het gaat om start en prijzengeld. De teams zien dit wel zitten en zetten de huidige secretaris aan de kant voor een stroman van Bernie.

Twee maanden later is er de GP van Monaco. De organisatoren hebben toestemming van de CSI om minder auto’s te laten starten. De FOCA zorgt ervoor dat dit niet doorgaat en de teams verwachten dan ook dat er 25 startplaatsen zullen zijn. Als men in Monaco aankomt blijkt dat er toch maar 20 startplaatsen te verdelen zijn,
en men vermoedt dat de CSI hierachter zit. Het gerucht gaat dat de CSI haar macht wil tonen en dat er behoorlijk ingespeeld is op de onderliggende Franse connecties tussen de CSI en Monaco. De FOCA echter dreigt met een boycot en Bernie doet samen met Max Mosley de onderhandelingen. Max spreekt vloeiend Frans en doet de juridische zaken binnen het March team. Kortom: de ideale partner voor Bernie.

Bernie wint, en 25 wagens verschijnen aan de start van de race. Belangrijker is echter dat Bernie en Max hebben laten zien dat ze de ideale combinatie zijn voor de FOCA.

Gedurende de herfst van 1972 is er een nieuw conflict. Bernie wil een verhoging van het prijzengeld (hij is dan nog steeds teameigenaar) en wil dat de FOCA dit prijzengeld zelf verdeelt. De organisatoren schreeuwen moord en brand en rennen naar de CSI wat daardoor een nieuwe commissie opricht: de Grand Prix International (GPI). Deze wordt speciaal opgericht om te onderhandelen tussen de organisatoren en de FOCA.

Allereerst probeert de voorzitter van de GPI de FOCA van binnen uit op te blazen door teams individuele deals aan te bieden. Als dit mislukt, komt men met het plan om F5000 en F2 wagens toe te staan tijdens het seizoen. Het idee is natuurlijk dat dit de macht van de FOCA weg zal nemen, maar de FOCA is woedend en eist dat CSI zich terugtrekt, want anders dan zouden alle teams zich uit het kampioenschap terug trekken.

De FOCA heeft echter ook nog een troef achter de hand: hoe kan de CSI de roep naar neer veiligheid ondersteunen als men nu auto’s wil toe laten die niet aan de richtlijnen voldoen?

Een voor een tekenen de organisatoren een deal met Bernie en de GPI verdwijnt net zo snel als dat ze gekomen is.

Ik kan nog wel even doorgaan met het opnoemen van Bernie’s overwinningen, maar het lijkt me beter om een sprong te maken naar 1976.

De FOCA heeft inmiddels zijn werkterrein verlegd en bemoeit zich ondertussen met heel veel zaken. Het geld natuurlijk, maar ook op het gebied van veiligheid zijn ze behoorlijk actief. De CSI heeft ondertussen een akkoord met de FOCA gesloten: het zogenaamd “Brussels Akkoord”, waarin een vast bedrag is afgesproken wat de Europese Circuits moeten betalen om de FOCA teams bij hun races te krijgen. Bij deze onderhandelingen is ook Jean-Marie Balestre.

Inmiddels is hij de baas van de Franse Autosport Bond en zal later nog een grote rol spelen. De CSI probeert wederom om de FOCA een hak te zetten en richt snel World Championship Racing (WCR) op. Een organisatie die de driejarige deals met de organisatoren moet afsluiten. De eerste Grand Prix van 1977 moet nog verreden worden, maar de winter van 1980-1981 is nu al een puinhoop: een groep van de circuits tekent bij WCR, een andere groep bij Bernie en de Belgen tekenen - uit voorzorg - maar bij allebei.

Dan opeens accepteert Bernie de WCR voorwaarden voor de Argentijnse GP. CSI had hier een slag kunnen slaan door meteen de “Bernie circuits” een contract voor te leggen, maar zij laten dit na. Als Bernie dan tijdens het seizoen betere voorwaarden voor de FOCA in de contracten insluit, dan kunnen we wel stellen dat de WCR, na GPI, het tweede slachtoffer is.

FOCA – FIA/CSI: 2-0

Volgende keer: De “beroemde” FISA-FOCA oorlog.


❮ Vorig bericht | Volgend bericht ❯

Reacties

;