0 reacties | 5060x gelezen
20-09-2017 22:00
EvDelft | John Nicholson startte slechts één Grote Prijs, die van Groot-Brittannië op Silverstone in 1975. Maar hij won twee wereldtitels in de Formule 1 als motorenbouwer. De Nieuw Zeelander is overleden op een leeftijd van 75 jaar.
Bron: AutoSport.com
Nicholson is het meest bekend om zijn motoren met de naam Nicholson-McLaren. Hij was één van de hoofdleveranciers voor de motoren van Cosworth, de DFV. Zijn motoren maakten in 1974 Emerson Fittipaldi kampioen bij McLaren, en twee jaar later, in 1976, James Hunt ook. Hoewel hij nooit het geld heeft gehad zijn droom als Formule 1-coureur echt waar te maken, was hij zeker een goed coureur. In de lagere klassen was hij vaak beter dan de toekomstige grote namen in de Formule 1.
'Johnny Nick' werd in 1941 geboren in Auckland, Nieuw Zeeland. Hij deed wat zijn vader ook deed: racen in raceboten. Echter, hij maakte daarna de overstap naar auto's. Hij races enkelzitter van Lotus en Brabham.
In 1969 was hij één van de vele coureurs uit Nieuw Zeeland die naar Engeland verhuisde om zijn geluk te beproeven in de motorsport. In het geval van Nicholson bezorgde zijn reputatie als motorfabrikant hem een baan bij het team van Bruce McLaren. Hij werkte voor hem voor de auto's voor de CanAm en de Formule 5000. Hij zette daarna zijn eigen bedrijf op, met de naam Nicholson-McLaren. Hij zou tijdens het DFV-tijdperk motoren blijven fabriceren en leveren in de Formule 1. Één van de andere teams die hij leverde was Embassy Hill, het team van tweevoudig wereldkampioen Graham Hill.
Nu hij weer wat naam had gemaakt - en geld had verdiend - besloot hij zijn carrière in de racerij weer op te pakken. Hij startte in 1971 met een March in de Formule Atlantic. Het jaar erna reed hij met een Lyncar, ontworpen door Martin Slater, naar de tweede plek in het Britse kampioenschap. Hij gebruikte zijn eigen DBA-motoren en won de titel in de Formule Atlantic in 1973 en 1974. Hij versloeg daarbij coureurs als Tom Pryce, David Purley, Alan Jones, Tony Brise en Jim Crawford.
In 1974 verscheen de Formule 1-auto van de hand van Slater: de Lyncar 006 F1. Omdat hij eigenlijk niet genoeg geld had, verscheen Nicholson in slechts drie races, allemaal in het Verenigd Koninkrijk. Tijdens de Race of Champions, destijdes een Formule 1-race die niet meetelde voor het wereldkampioenschap, wist hij te finishen maar hij lag zo ver achter dat hij niet werd geklasseerd. Tijdens de Grote Prijs van Groot-Brittannië, op Brands Hatch, kon hij zich niet kwalificeren, maar het was een raar weekeinde. In de vrije training botste hij met de auto van Carlos Pace, en later beschadigde hij de voor- en achterkant van zijn auto toen hij door eigen schuld van de baan spinde. Hij startte niet. Tijdens de International Trophy, ook op Silverstone, finishte hij als zesde. Ook deze race telde niet mee voor het kampioenschap.
Ook in 1974 reed hij zijn enige race in de 24 uur van Le Mans, in een door Gordon Murray ontworpen De Cadenet, met zijn eigen DFV als krachtbron. Hij deelde zijn auto met Christ Craft. Na een lastige race brak om 5 uur in de ochtend zijn wielophanging op het rechte stuk, en dat was dan dat.
In 1975 schreef Nicholson zich weer voor drie races in de Formule 1 in. Hij viel uit tijdens de Race op Champions en werd dertiende tijdens de International Trophy. Hij wist zich te kwalificeren voor de Grote Prijs van Groot-Brittannië, op Silverstone ditmaal. Tijdens de race was er een zeer zware regenbui en hij was één van de vele coureurs die kort na elkaar in dezelfde bocht van de baan gingen, vlak voordat de race werd stilgelegd.
Hier is een directe link voor de mensen waarbij het filmpje niet goed werkt via het frame hieronder.
❮ Vorig bericht | Volgend bericht ❯
Reacties