5 reacties | 2377x gelezen
31-12-2016 08:40
EvDelft | Vittorio Jano wordt tegenwoordig gezien als één van de beste ontwerpers van racewagens. En toch, op zaterdagochtend 13 maart 1965, schoot hij zichzelf in zijn woning in Turijn dood. Hij was 73. Niemand weet waarom.
Bron: Peter Collins, Juan Manuel Fangio, Vittorio Jano, Ferrari, Alfa Romeo, Lancia, Lancia D50, Alberto Ascari
Zijn vrouw Rosina, 40 jaar, was in de kamer ernaast. Hij had geen financiële problemen, hij heeft geen afscheidsbrief achtergelaten. Alleen speculatie dat hij wellicht een dodelijke ziekte had - zijn broer was overleden aan kanker - is de mogelijke verklaring. Er werd gespeculeerd dat hij depressief was, duistere gedachten had aan de herinneringen aan zijn 20 jaar eerder overleden zoon Francesco.
Vittorio was de zoon van een vooraanstaande Hongaarse engineer en in zijn jonge jaren was hij al betrokken geraakt bij auto's. Hij werkte kort voor de gebroeders Ceirano voordat hij in 1911 naar Fiat ging. Drie jaar later was hij lid van het Fiat Grand Prix Team in Lyon.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog ontwikkelde hij vliegtuigmotoren, en hij leidde het ontwerpteam van de Fiat 501 voordat directeur Giovanni Agnelli bekend maakte dat Fiat weer zou gaan racen. Dat deed het en er waren grote successen met coureur Pietro Borddine. Jano zou overstappen naar Alfa Romeo waar Enzo Ferrari (daar destijds werkzaam) beloofde zijn salaris te verdubbelen. Hij ontwierp de Alfa Romeo P2, één van de beste Grand Prix-wagens aller tijden. Deze wagen won vele races in de handen van Antonio Ascari (de vader van Alberto), Giuseppe Campari en Tazio Nuvolari.
Na de P2 volgende de P3, die het bijna net zo goed was als de Duitse auto's van Mercedes en Auto Union in de jaren '30.
In 1937 vertrok Jano naar Lancia als hoofd engineer ontwikkeling. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte hij aan de eerste productie-V6. Die verscheen in 1950 in de Lancia Aurelia. Vlak daarna besloot het bedrijf zich in te schrijven in de Formule 1 en Jano ontwiepr de revolutionaire D50, die in 1954 op het circuit verscheen. Helaas was het geld bij Lancia op en het bedrijf verkocht de auto's aan Enzo Ferrari. Jano volgde.
De Ferrari-Lancia D50 deed het goed en won in 1956 een heel aantal races in handen van Juan Manuel Fangio en Peter Collins.
❮ Vorig bericht | Volgend bericht ❯
Reacties